Dit verhaal heb ik geschreven als “examen” voor het eerste jaar aan de academie voor de ziel. Ik vind het nog steeds een erg mooi verhaal, met veel emotie, maar vooral ook veel plezier!
“Hup mee naar boven jij! Je bent nog niet jarig joh! Ik zal je leren!” Ik hoorde het mijzelf tegen mijn zoontje van 10 zeggen, terwijl ik hem stevig in zijn nek beet pakte en mee naar zijn kamer nam. In mijn achterhoofd hoorde ik een stemmetje herhalen, “Je bent nog niet jarig joh!”
Dat stemmetje kende ik, dat was mijn vader, die dat soort dingen altijd tegen mij zei. Wat had ik een hekel gehad aan die man.
Geschrokken stond ik stil, boven aan de trap, mijn hand nog om de nek van Thijs geklemd. Deed ik hier nu precies hetzelfde als mijn vader vroeger deed?
Ik ben een man van middelbare leeftijd, misschien iets jonger. Ik heb een goede baan, vrouw, kinderen, een eigen huis…en ondanks dat alles voelt het nu alsof ik zelf nog een kind ben die nog aan de hand van zijn vader de wereld ontdekt. En in mijn andere hand heb ik zelf een kind dat ik probeer door het leven te loodsen. [hand bij vader lostrekken]
“Sorry Thijs, ik wist even niet wat ik deed, doet het zeer? Ik was boos omdat je niet bij het eten was. Wil je er over praten?….. Alleen met mama? …Tuurlijk, goed, ik begrijp het. Blijf jij maar hier, ik roep mama wel.”
Met een diepe zucht plof ik even later in de bank. [zucht] Ik voel me zwaar.
Of eigenlijk meer gefrustreerd. Wanneer kan ik nu eindelijk mijn eigen leven leiden. Waarom zit ik ook altijd overal aan vast. Moet ik eerst oud worden om wijs te zijn. “Door schade en schande wijs geworden” kan ik dan later zeggen. Nou leuk hoor.
Vroeger als kind, wist ik altijd precies wanneer ik wat wijzer geworden was. Het had niets met verjaardagen of andere gebeurtenissen te maken. Ik wist het gewoon. Dan had ik een persoonlijke feestdag, alleen met mijzelf.
Maar wanneer ben ik voor het laatst een jaartje wijzer geworden? Was dat toen ik voor het eerst op mijzelf ging wonen? Of toen ik mijn vrouw voor het eerst ontmoette? De geboorte van ons eerste of tweede kind? Of hadden deze gebeurtenissen helemaal niets te maken met wijsheid? Weet ik eigenlijk wel wat wijsheid is?
Twee paar voeten lopen over de trap naar beneden, en onderbreken mijn gedachtestroom. Thijs heeft het dus weer voor elkaar. Even later gaat de gangdeur open en staan mijn vrouw Emma en Thijs weer in de woonkamer.
“Thijs en ik gaan nog even een spelletje doen, gewoon voor de gezelligheid, die je mee?”
Ik knik, een spelletje is nu misschien wel een goede afleiding voor mij. Terwijl ik me langzaam als een oude man uit de bank omhoog hijs, voel ik hoe de druk op mijn hoofd toeneemt.
We spelen scrabble, een spel waar ik niet zoveel van begrijp, maar Emma en Thijs des te meer. Terwijl ik steeds met voor de hand liggende drie en vier letterwoorden kom, bedenken zij de leukste en creatiefste woorden.
Ik probeer mijn best te doen om gezellig mee te doen en af en toe wat leuks te zeggen, maar toch voelt het ‘gemaakt’. Ik ben trouwens ook moe. Dat krijg je van al dat zware gedenk.
Na het spelletje brengt Emma Thijs naar bed. En de rest van de avond lees ik de krant, terwijl Emma een boek leest.
Als ook wij in bed liggen kijkt Emma me met een glimlach aan. “Hou toch op met dat gepieker schat! Slaap er eerst maar eens een nachtje over, dan zul je zien dat het morgen al weer een stuk beter gaat!”
“Ja, je hebt natuurlijk gelijk!” Ik lach en geef haar een zoen, “Slaap lekker!”.
We zullen zien… Bijna meteen valt Emma in slaap, terwijl ik nog steeds wakker lig…
Ik wil ook slapen, want ik ben moe. Maar het is gewoon nog te druk in mijn hoofd.
Dan schiet me een verhaaltje te binnen. Een verhaaltje dat Thijs me een tijdje geleden na schooltijd vertelde.
Er was eens een elfje, of gewoon een meisje, dat in een zeepbel woonde. Een mooie ronde bel in de prachtigste kleuren. Het meisje bekeek haar zeepbel elke dag. Maar toen het meisje de hele zeepbel ontdekt had, wilde ze de wereld buiten de zeepbel ontdekken. Want aan de rand van haar zeepbel moest de wereld toch verder gaan?
Het meisje blies heel veel lucht in haar zeepbel en langzaam werd haar bel groter en groter. En zo ontdekte ze steeds meer. Steeds weer omvatte haar bel meer delen van de wereld. En de rand van haar bel werd steeds groter en anders van kleur.
Maar hoe groter de bel werd, hoe groter ook het raakvlak met de wereld daarbuiten. Dus eigenlijk gold dat hoe groter haar wereld werd, hoe groter ook de onbekende wereld aan de andere kant.
Hier hield het verhaal van Thijs op. Maar opeens zag ik hoe het verhaal verder kon gaan, misschien wel moest gaan!
Het meisje wilde de hele wereld kennen, maar hoe groter haar eigen zeepbel, hoe groter ook de wereld die ze nog niet kende. Uiteindelijk werd het meisje natuurlijk boos omdat het haar steeds maar niet lukte de hele wereld te omvatten. En toen ze zag dat al haar inspanning, al haar boosheid helemaal niets hielp, toen gaf ze het op.
En op dat moment knapte de zeepbel.
Het meisje opende haar ogen. En met een lach en een traan op haar gezicht voelde ze hoe de hele wereld haar liefdevol omhelsde.
Mijn hoofd was stil, het was alsof mijn wezen hetzelfde deed als het meisje. Er kwamen tranen, het was alsof elke cel tegen mij riep “hehe, ein-de-lijk”.
Langzaam liet ik mijn zeepbel-vorm los en gaf me over aan de ruimte.
En zo viel ik toch nog vrij snel in slaap.
Ik werd wakker met een fris, vrolijk gevoel. Een beetje balorig ook. Het was het gevoel alsof er vandaag hele spannende en belangrijke dingen stonden te gebeuren.
Het ontbijt liep soepel, en ik voelde me helemaal opgeladen.
Ik besloot een half uurtje later naar kantoor te gaan, zodat ik Thijs nog even naar school kon brengen. Dat was misschien tien minuten lopen.
Samen liepen we over de stoep, ik in mijn nette pak en Thijs met zijn koekiemonster rugzak met brood en melk.
“Hé Thijs, durf jij in onze eigen straat te huppelen?” Ik zei het een beetje geheimzinnig, alsof we iets gingen doen wat niet mocht.
Thijs zei “Tuurlijk” en huppelde meteen weg over de stoep. Nu kon ik natuurlijk niet mee afhaken, dus huppelde ik vrolijk achter mijn zoontje aan. Hier en daar keek ik even naar binnen of er niet toevallig buren stonden te kijken. De auto van de bakker kwam om de hoek en ik kreeg een rood hoofd. Maar Thijs was al een eind verder en dus huppelde ik door alsof ik me altijd zo voortbewoog.
Bij de hoek van de straat wachtte Thijs op me. Samen staken we de straat over, naar het park.
“En nu achteruit lopen pap!” Thijs begon het spelletje leuk te vinden, en samen liepen we heel netjes achteruit over de paden van het park.
“En nu vooruit, maar dan met je ogen dicht”, zei ik, en we liepen verder.
“Weet je wat Thijs, we gaan gewoon midden door het park, recht naar jouw school, over het grote veld. Met ogen dicht!“
Het veld liep een beetje op, en daarna weer af. Dan zou je een pad tegenkomen waar we dan links af moesten, langs de vijver.
Netjes hield ik mijn ogen dicht, vastbesloten om echt mee te spelen. Heuvel op, en heuvel af tot aan het pad.
“Ben je er nog Thijs, gaat het goed?” “Ja pap!”
Er klonk een lach in de stem van Thijs door. Maar voordat ik begreep waarom voelde ik dat mijn rechtervoet in de lucht stapte. Ik verloor mijn evenwicht en viel voorover. Van schrik deed ik mijn ogen open, en ik zag nog niet hoe ik het wateroppervlakte raakte. Plons! Het water van de vijver bewoog druk en ik was helemaal nat. Thijs stond op de kant te lachen, en ik kon niet anders dan met hem mee lachen! Zie mij nou zitten, hier midden in de vijver in mijn nette pak! “Ik zal je krijgen Thijs!” En snel trok ik Thijs ook het water in. Thijs kon zich staande houden, en nog voor ik hem kopje onder kreeg, rende hij, zo goed als kon, door de vijver bij mij weg. En ik achter Thijs aan! Een achtervolging door de vijver in het park, wie had dat ooit gedacht!
Lachend waadden we door de vijver. En toen we moe waren, renden we naar huis terug, om maar niet koud te worden.
Emma stond ons verbaast aan te kijken toen we helemaal doorweekt en lachend binnen kwamen lopen. In de keuken moesten we ons uitkleden, en Emma zorgde voor handdoeken en schone kleren.
Toen pakte ik mijn koffer en ik bracht Thijs met de auto naar school, zodat ik meteen door kon naar kantoor.
Bij school stopte ik om Thijs uit te laten. Zodra we elkaar aankeken schoten we weer in de lach.
“Dank je wel pap! Je bent on-wijs gaaf!”
Ik kreeg een kus, en Thijs rende de school binnen.
Ik herhaalde zijn laatste woorden nog een keer hardop voor mijzelf. “Je bent on-WIJS gaaf pap!”
“Mooi”, zei ik tegen mijzelf, “Dan ben ik misschien toch nog wijs geworden!”
En terwijl het plezier en de wijsheid door mij heen zinderden reed ik naar kantoor.